Bernardus Dirks Eerdmans (1868-1948)
Bernardus Dirks Eerdmans studeerde theologie in Leiden, en was van 1886 tot 1891 lid van Collegium Theologicum c.s. Quisque Suis Viribus.
Eerdmans had een markante persoonlijkheid, en hij provoceerde graag. Gevestigde opvattingen brak hij met graagte tot de grond toe af, sarcasme niet schuwend. Daarbij had hij een hoekig en autoritair karakter, wat hem als theoloog en hoogleraar weinig geliefd maakte, hoewel Eerdmans bijzonder begaafd was. Hij beschikte over grote wetenschappelijke originaliteit en kon bogen op een verbeeldingskracht die niet velen was gegeven.
Zijn lust tot provoceren demonstreerde Eerdmans reeds als lid van Quisque Suis Viribus. Hij verdedigde er eens de stelling dat bordelen een noodzakelijk maatschappelijk kwaad waren. Toen hem een andere keer werd opgedragen een aantal gedichten te reciteren kwamen zes woorden over zijn lippen: ‘Hier ligt Poot, hij is dood.’ Om zich vervolgens vrolijk te maken over de ontstane consternatie.
Na zijn promotie in 1891 maakte Eerdmans intensieve studie van de volken te midden waarvan het oudtestamentische Israël had geleefd, van hun talen en culturen. Hiervoor reisde hij naar Leipzig, Heidelberg en Londen. In 1896 werd hij predikant in het Noord-Hollandse Midwoud, gelegen tussen Medemblik en Hoorn. Lang bleef Eerdmans er niet. Twee jaar later werd hij aan de Leidse universiteit benoemd tot hoogleraar in de Geschiedenis van de Israëlische godsdienst en letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament. Onmiddellijk sloeg Eerdmans in Leiden nieuwe wegen in. Voor een goed begrip van de godsdienst van het volk Israël schoot het Oude Testament tekort. Israëls religie moest worden bestudeerd in de context van de godsdiensten die door de omringende volken werden aangehangen. Deze opvatting deed Eerdmans breken met de opvatting dat het volk Israël een bijzondere goddelijke openbaring ten deel was gevallen. Tot de zevende eeuw voor Christus beleed Israël, evenals andere volken in het Nabije Oosten, een polytheïstische godsdienst. Jahweh, door Eerdmans consequent als ‘Jahu’ aangeduid, was een god te midden van andere goden.
Binnen de geijkte godgeleerde wetenschap vond het alles geen genade. Eerdmans werd mikpunt van hoon en kritiek, reden aan zijn professoraat de brui te geven en de politiek in te gaan. Eerdmans werd actief voor de Liberale Staatspartij, als gemeenteraadslid in Leiden (1917-1927) en Tweede-Kamerlid (1914-1918, 1931-1933). In de Kamer onderscheidde hij zich door zijn grote afkeer van socialisme en pacifisme. Vrede was volgens Eerdmans slechts mogelijk door onderhandelingen vanuit krachtige posities, militaire inbegrepen, waarmee hij lijnrecht tegenover zijn Leidse collega Heering stond. In 1927, toen zijn wetenschappelijke opvattingen bredere ingang hadden gevonden, keerde Eerdmans, die ook actief was voor de Nederlandse Protestantenbond en de VPRO, naar zijn Leidse leerstoel terug. Uit deze periode stamt zijn werk De godsdienst van Israël (1930)waarin hij nogmaals zijn standpunten uiteenzette.
bron: P. Bak op protestant.nl
Eerdmans had een markante persoonlijkheid, en hij provoceerde graag. Gevestigde opvattingen brak hij met graagte tot de grond toe af, sarcasme niet schuwend. Daarbij had hij een hoekig en autoritair karakter, wat hem als theoloog en hoogleraar weinig geliefd maakte, hoewel Eerdmans bijzonder begaafd was. Hij beschikte over grote wetenschappelijke originaliteit en kon bogen op een verbeeldingskracht die niet velen was gegeven.
Zijn lust tot provoceren demonstreerde Eerdmans reeds als lid van Quisque Suis Viribus. Hij verdedigde er eens de stelling dat bordelen een noodzakelijk maatschappelijk kwaad waren. Toen hem een andere keer werd opgedragen een aantal gedichten te reciteren kwamen zes woorden over zijn lippen: ‘Hier ligt Poot, hij is dood.’ Om zich vervolgens vrolijk te maken over de ontstane consternatie.
Na zijn promotie in 1891 maakte Eerdmans intensieve studie van de volken te midden waarvan het oudtestamentische Israël had geleefd, van hun talen en culturen. Hiervoor reisde hij naar Leipzig, Heidelberg en Londen. In 1896 werd hij predikant in het Noord-Hollandse Midwoud, gelegen tussen Medemblik en Hoorn. Lang bleef Eerdmans er niet. Twee jaar later werd hij aan de Leidse universiteit benoemd tot hoogleraar in de Geschiedenis van de Israëlische godsdienst en letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament. Onmiddellijk sloeg Eerdmans in Leiden nieuwe wegen in. Voor een goed begrip van de godsdienst van het volk Israël schoot het Oude Testament tekort. Israëls religie moest worden bestudeerd in de context van de godsdiensten die door de omringende volken werden aangehangen. Deze opvatting deed Eerdmans breken met de opvatting dat het volk Israël een bijzondere goddelijke openbaring ten deel was gevallen. Tot de zevende eeuw voor Christus beleed Israël, evenals andere volken in het Nabije Oosten, een polytheïstische godsdienst. Jahweh, door Eerdmans consequent als ‘Jahu’ aangeduid, was een god te midden van andere goden.
Binnen de geijkte godgeleerde wetenschap vond het alles geen genade. Eerdmans werd mikpunt van hoon en kritiek, reden aan zijn professoraat de brui te geven en de politiek in te gaan. Eerdmans werd actief voor de Liberale Staatspartij, als gemeenteraadslid in Leiden (1917-1927) en Tweede-Kamerlid (1914-1918, 1931-1933). In de Kamer onderscheidde hij zich door zijn grote afkeer van socialisme en pacifisme. Vrede was volgens Eerdmans slechts mogelijk door onderhandelingen vanuit krachtige posities, militaire inbegrepen, waarmee hij lijnrecht tegenover zijn Leidse collega Heering stond. In 1927, toen zijn wetenschappelijke opvattingen bredere ingang hadden gevonden, keerde Eerdmans, die ook actief was voor de Nederlandse Protestantenbond en de VPRO, naar zijn Leidse leerstoel terug. Uit deze periode stamt zijn werk De godsdienst van Israël (1930)waarin hij nogmaals zijn standpunten uiteenzette.
bron: P. Bak op protestant.nl