Gerrit Wildeboer (1855-1911)

Gerrit Wildeboer groeide te Amsterdam op in een orthodox hervormd milieu. Niettemin koos hij voor studie in het modernistische Leiden. Tot zijn leermeesters behoorden onder anderen A. Kuenen en H. Oort. Van 1876 tot 1880 was hij lid van Collegium Theologicum c.s. Quisque Suis Viribus.
Hij bekwaamde zich naast de theologie in het Arabisch en het Syrisch, en raakte bevriend met geleerden als H. Bavinck en Chr. Snouck Hurgronje. Wildeboer promoveerde op een Nieuwtestamentisch onderwerp: De waarde der Syrische Evangeliën door Cureton ontdekt en uitgegeven, maar werd niettemin in Groningen benoemd als hoogleraar Oude Testament, nadat hij eerder een aanbod voor een hoogleraarschap aan de Vrije Universiteit had afgeslagen. Te Leiden doceerde hij in de literaire faculteit als opvolger van H. Oort.
Wildeboer heeft een tamelijk omvangrijk oeuvre op zijn naam gezet. Veel daarvan draagt een populair wetenschappelijk karakter. Hij verstond de kunst om op onderhoudende wijze niet-specialisten te informeren omtrent de stand van de Oudtestamentische wetenschap, ook met betrekking tot die terreinen van onderzoek, waarop hij niet direct zelf een specialist was; hij zocht zijn publiek niet alleen onder theologen en theologisch geïnteresseerden. Zo leverde hij een reeks bijdragen aan het Tijdschrift voor strafrecht (jg. 1890, 1891, 1894, 1898, 1904) over o.a. het asielrecht en moord en doodslag in de mozaïsche wetgeving. Een aantal Gemeinverständliche Vorträge is bijeengebracht in een tweetal verzamelbundels (1897 en 1911). Ook in de monografieën Het ontstaan van den kanon des Ouden Verbonds. Historisch-kritisch onderzoek (1889; ook in Duitse, Engelse en Franse vertaling verschenen) en De letterkunde des Ouden Verbonds naar de tijdsorde van haar ontstaan (1893; ook in Duitse, Engelse en Franse vertaling verschenen) betoonde hij zich door heldere en systematische presentatie een uitnemend docent. Voor een breed publiek heeft Wildeboer veel van wat in beide monografieën aan de orde komt voorgedragen in Het Oude Testament van historisch standpunt toegelicht (1908). Bekendheid buiten Nederland verkreeg Wildeboer door de vertaling van zijn studieboeken en door zijn bijdragen aan de Kurzer Hand-Commentar zum Alten Testament, de becommentariëring van Spreuken (1897) en Prediker en Esther (1898).
Hoewel het aantal leerlingen van Wildeboer in strikte zin niet groot is, heeft hij samen met J.J.P. Valeton jr. niettemin school gemaakt. Zij hebben een klimaat geschapen, waarin de beoefening van de Oudtestamentische wetenschap in Hervormde kring kon gedijen. Hun invloed is aanwijsbaar tot ver in de 20e eeuw (bijvoorbeeld bij Th.C. Vriezen) en reikt via B. Gemser en A. van Selms tot in Zuid-Afrika.
In de studiejaar 1897-1898 was Wildeboer rector van de Groningse universiteit. In 1898 werd hij benoemd tot lid van de K.N.A.W. Hij bewoog zich ook op kerkelijk en maatschappelijk terrein. Te Groningen was hij ouderling, kerkvoogd en catechiseermeester van de Hervormde gemeente, voorzitter en bestuurslid van het Toevluchtsoord voor meisjes en bestuurslid van de Protestantse Bewaarschool Sophiahuis. Te Leiden was hij gemeenteraadslid voor de rechtse partijen. Een geschilderd portret van Wildeboer bevindt zich in de Leidse universiteit.
bron: historici.nl
Zie ook: Gerrit Wildeboer in de DBNL
Hij bekwaamde zich naast de theologie in het Arabisch en het Syrisch, en raakte bevriend met geleerden als H. Bavinck en Chr. Snouck Hurgronje. Wildeboer promoveerde op een Nieuwtestamentisch onderwerp: De waarde der Syrische Evangeliën door Cureton ontdekt en uitgegeven, maar werd niettemin in Groningen benoemd als hoogleraar Oude Testament, nadat hij eerder een aanbod voor een hoogleraarschap aan de Vrije Universiteit had afgeslagen. Te Leiden doceerde hij in de literaire faculteit als opvolger van H. Oort.
Wildeboer heeft een tamelijk omvangrijk oeuvre op zijn naam gezet. Veel daarvan draagt een populair wetenschappelijk karakter. Hij verstond de kunst om op onderhoudende wijze niet-specialisten te informeren omtrent de stand van de Oudtestamentische wetenschap, ook met betrekking tot die terreinen van onderzoek, waarop hij niet direct zelf een specialist was; hij zocht zijn publiek niet alleen onder theologen en theologisch geïnteresseerden. Zo leverde hij een reeks bijdragen aan het Tijdschrift voor strafrecht (jg. 1890, 1891, 1894, 1898, 1904) over o.a. het asielrecht en moord en doodslag in de mozaïsche wetgeving. Een aantal Gemeinverständliche Vorträge is bijeengebracht in een tweetal verzamelbundels (1897 en 1911). Ook in de monografieën Het ontstaan van den kanon des Ouden Verbonds. Historisch-kritisch onderzoek (1889; ook in Duitse, Engelse en Franse vertaling verschenen) en De letterkunde des Ouden Verbonds naar de tijdsorde van haar ontstaan (1893; ook in Duitse, Engelse en Franse vertaling verschenen) betoonde hij zich door heldere en systematische presentatie een uitnemend docent. Voor een breed publiek heeft Wildeboer veel van wat in beide monografieën aan de orde komt voorgedragen in Het Oude Testament van historisch standpunt toegelicht (1908). Bekendheid buiten Nederland verkreeg Wildeboer door de vertaling van zijn studieboeken en door zijn bijdragen aan de Kurzer Hand-Commentar zum Alten Testament, de becommentariëring van Spreuken (1897) en Prediker en Esther (1898).
Hoewel het aantal leerlingen van Wildeboer in strikte zin niet groot is, heeft hij samen met J.J.P. Valeton jr. niettemin school gemaakt. Zij hebben een klimaat geschapen, waarin de beoefening van de Oudtestamentische wetenschap in Hervormde kring kon gedijen. Hun invloed is aanwijsbaar tot ver in de 20e eeuw (bijvoorbeeld bij Th.C. Vriezen) en reikt via B. Gemser en A. van Selms tot in Zuid-Afrika.
In de studiejaar 1897-1898 was Wildeboer rector van de Groningse universiteit. In 1898 werd hij benoemd tot lid van de K.N.A.W. Hij bewoog zich ook op kerkelijk en maatschappelijk terrein. Te Groningen was hij ouderling, kerkvoogd en catechiseermeester van de Hervormde gemeente, voorzitter en bestuurslid van het Toevluchtsoord voor meisjes en bestuurslid van de Protestantse Bewaarschool Sophiahuis. Te Leiden was hij gemeenteraadslid voor de rechtse partijen. Een geschilderd portret van Wildeboer bevindt zich in de Leidse universiteit.
bron: historici.nl
Zie ook: Gerrit Wildeboer in de DBNL